In juni 1996 begint de klinische geschiedenis van een patiënt met een poliepvorming met een diameter van 28 x 21 mm.
Er wordt ongeveer elke zes maanden een reeks onderzoeken gedaan waarbij constant endoscopische resecties worden uitgevoerd, evenals instillatiecycli met mitomycine en BCG.
De neoplastische vormingen blijven zich constant reproduceren en dat niet alleen: in februari 2001 wordt er een operatie uitgevoerd waarbij de linkernier wordt verwijderd vanwege een nierbekkentumor.
Er wordt opnieuw een intravesicale instillatiebehandeling uitgevoerd die in mei 2001 moet worden stopgezet omdat deze niet wordt verdragen.
Op dat moment, toen er een begrijpelijk wantrouwen ontstond over de voortzetting van een conventionele behandeling en op advies van een homeopaat uit Florence die positief testte op candida, is er contact met mij opgenomen om een nieuwe behandeling te proberen.
Na 15 maanden van ‘blaasspoelingen’ die in cycli zijn uitgevoerd met natriumbicarbonaatoplossingen van 5% en orale inname van dezelfde stof, gaat het goed met de patiënt. Hij doet al ruim een jaar geen pijnlijke instillaties meer, bij de laboratoriumanalyse is de uitslag voor neoplastische ziekte negatief en, wat het belangrijkste is, de angst en zorgen om een mogelijke verspreiding van de ziekte naar de andere nier beginnen te verdwijnen.
In het UCS-rapport (cystoscopie) van 18 september 2002, waarin overigens ook de diagnose en de eerdere ingreep van nefrectomie worden vermeld, staat: “Geen terugkerende laesies.”
Verklaring van de dochter van de patiënt:
“Ik, ondergetekende, verklaar het volgende over mijn persoonlijke ervaring voor wat betreft de therapeutische relatie van mijn vader met dr. Tullio Simoncini.
Op eigen initiatief heb ik in mei 2001 telefonisch contact opgenomen met dr. Simoncini, na de nefro-ureterectomie in februari 2001 van mijn vader met een vesicaal neoplasma (eerste bevestiging in juni '96) die constant is behandeld met afwisselende en herhaalde cycli van intravesicale chemotherapie, gevolgd door herhaalde vesicale resecties vanwege constante recidieven (vesicale nieuwvormingen).
Ook na deze laatste ingreep is er nog een cyclus van intravesicale chemotherapie uitgevoerd die mijn vader bij de zevende toepassing vrijwillig heeft stopgezet omdat hij deze niet verdroeg, zoals het medische rapport aangeeft.
In werkelijkheid was mijn vader niet alleen niet meer fysiek in staat om deze specifieke behandeling te ondergaan, maar wilde hij in het algemeen niet meer de procedure van tot dan toe gevolgde behandelingen ondergaan, gezien de ontmoedigende resultaten en het constant moeten verduren van psychisch en fysiek leed.
Ik heb mijn vader toen overgehaald om een nieuwe aanpak, de homeopathische, van de ziekte uit te proberen en ben zo, in september 2001, terechtgekomen bij de behandeling met cycli van intravesicale instillaties met een bicarbonaatoplossing, zoals deze werd aangeboden door dr. Simoncini. Deze laatste heeft, op mijn uitdrukkelijke verzoek, mijn vader thuis onderzocht. Hij toonde zich hiertoe bereid en voldeed zo aan de wens van mijn vader om elk traumatisch ongemak te voorkomen en de beste psychologisch-fysieke situatie aan de patiënt te bieden.
Sindsdien heb ik constant, systematisch en rechtstreeks telefonisch contact gehad met dr. Simoncini, die hiertoe altijd bereid was, voor informatie en controle over het verloop van de toestand van de ziekte van mijn vader en over de voortzetting van de betreffende behandeling, nadat de arts had gekeken naar de naar hem toegezonden rapporten van de laboratoriumonderzoeken en diagnostische controles, gevolgd door de uitgevoerde cycli van intravesicale instillaties met bicarbonaatoplossing.
Dit is allemaal gedaan zonder verzoek om enige vergoeding of declaratie voor professionele dienstverlening, met uitzondering van de betaling voor het eerste huisbezoek dat op de gebruikelijke wijze is gefactureerd.
Ik wil graag benadrukken dat de bovengenoemde onderzoeken en endoscopische controles, via poliklinische behandeling of door opname, altijd periodiek zijn uitgevoerd op de afdeling urologie van het ziekenhuis in de stad waar mijn vader is behandeld sinds het begin van de ziekte. Dr. Simoncini is van het begin af aan altijd zeer beleefd, duidelijk en helder geweest met betrekking tot de informatie over de methode waarmee de ziekte wordt aangepakt en over de aard van de voorgestelde behandeling.
Deze draaide enerzijds om een dieet dat na verloop van tijd kon worden aangepast en anderzijds om cycli van intravesicale instillatie van bicarbonaatoplossing, die verkrijgbaar is bij de apotheek en die thuis bij de patiënt kan worden toegediend, zonder dat ziekenhuisopname noodzakelijk is, omdat wij ons bereid verklaarden verpleegkundige hulp voor de behandeling met de katheter te bieden.
Daarnaast moet ik zeggen dat dr. Simoncini een zeer menselijke houding heeft en zich solidair toonde met mijn vader, vooral door hem aan te moedigen om een normaal leven te leiden, waarbij hij tegelijkertijd voorzichtig omging met mijn, toenmalige, keuze om mijn vader niet op de hoogte te brengen van de ware aard van zijn aandoening, een blaascarcinoom, omdat dit gegeven, gezien zijn psychische fragiliteit, een vernietigend effect op hem zou hebben.
Al ruim anderhalf jaar is er geen sprake meer van recidieven en nieuwvormingen in de blaas, waarbij er constant en systematisch endoscopische onderzoeken worden uitgevoerd, zonder dat er nog gebruik wordt gemaakt van chemotherapie. In fysiek en psychisch opzicht gaat het goed met mijn vader en hij verkeert in een toestand van volledig welzijn.
Dit is mijn getuigenis met betrekking tot de ziekte van mijn vader, als erkenning voor de correcte behandeling en beroepsmatige correctheid van dr. Tullio Simoncini en, in dit geval, voor de positieve effecten en resultaten van de gebruikte nieuwe behandeling.
Aldus naar waarheid, 14 februari 2003”
Patiënt met een adenopathie van een laterocervicale lymfeklier links bij wie, na een histologisch onderzoek op bioptisch materiaal, de diagnose non-Hodgkin-lymfoom wordt gesteld.
Hij begint de behandeling met bicarbonaatzouten in november: 500 cc van 5% toegediend in de buikvliesholte, twee maal per week gedurende twee maanden; tegelijkertijd 500 cc van 5% intraveneus twee dagen wel en twee dagen niet gedurende twee maanden.
De CT-scans van 29 augustus 2000, 1 december 2000 en 27 februari 2001 laten een aanzienlijke vermindering van de neoplastische massa’s zien. Bij de laatste CT-scan staat: “...In plaats van een volumineuze adenopathische samenklontering, zijn er alleen afgebakende dichte striae aanwezig...”, (toevoeging: hieruit kan worden afgeleid dat het om littekens gaat).