deel 1 | deel 2
In een column van het wetenschapskatern van de NRC van 1 juni 2013 schrijft Piet Borst die in 1983 directeur werd van het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) over de immunotherapie van kanker.
Hij beschrijft dat het oppervlak van tumorcellen receptoren bezit die als grijpgrage handjes uit de bloedbaan langszwemmende moleculen oppikken die de tumor voor zijn groei nodig heeft. De immunotherapie zorgt voor antilichamen tegen die receptoren zodat de groei van de tumor afgeremd wordt.
Hij beschrijft ook dat het immuunsysteem T-cellen bevat, witte bloedlichaampjes die foute cellen in ons lichaam kunnen herkennen en doden. Maar kennelijk weet de kankercel meestal zijn abnormale eigenschappen goed voor ons afweerapparaat verborgen te houden.
Toch weten sommige soorten T-cellen een tumor binnen te dringen en daar aan te vallen. Immunotherapie wil die T-cellen isoleren, multipliceren en inzetten. Maar die aggressieve cellen zijn voor het eigen lichaam gevaarlijk. En om auto-immuunziekte te voorkomen worden door ingenieuze regelsystemen die aggressieve T-cellen aan banden gelegd. Tumorcellen maken slim gebruik van die dempingssystemen om de aanval van de killer T-cellen af te stoppen.
Drie keer wordt hier een tumor als een zelfstandig organisme beschreven dat doelmatig voor de eigen survival zorgt. Eerst om iets te krijgen wat het nodig heeft, daarna om zich te verbergen voor aanvallers en tenslotte om een aanval af te slaan.
De genetische verklaring van kanker is acceptabel inzoverre het mogelijk is dat dierlijke evolutie niet in staat was wildgroei na mutaties te voorkomen. Maar dat die toevallige wildgroei dan stelselmatig resulteert in een organisme dat zich doelmatig keert tegen het dier waarbinnen het ontstaat en daarvoor allerlei "slimmigheid" ontwikkelt is belachelijk. Via natuurlijke selectie brengt evolutie betere survival voort en geen deelstructuren die die survival stelselmatig vernietigen.
Dat een tumor een zelfstandig organisme is dat doelmatig voor de eigen survival zorgt, wijst er direct op dat het door een eigen evolutie is voortgebracht en dus van buiten afkomstig is. En na al het voorafgaande is het duidelijk dat dat een schimmel is. En omdat schimmel een enorme evolutiesnelheid heeft, is ze in staat met allerlei "slimmigheid" haar tumor te verdedigen.
"Kanker is een schimmel" zal in de toekomst verder worden bevestigd door elke ontdekking van een manier waarop een tumor of een afzonderlijke kankercel doelmatig de eigen survival verzekert.
Onlangs verklaarde een groep oncologen optimistisch dat ze de genen die kanker kunnen veroorzaken steeds beter in kaart kunnen brengen voor de verschillende organen zodat ze per gen een aparte therapie zullen kunnen ontwikkelen en kanker drastisch teruggedrongen zal kunnen worden.
Zij veronderstellen dus dat al die verschillende genen dezelfde slimme tumor voortbrengen, dus dat verschillende oorzaken hetzelfde gedetailleerde gevolg hebben. Onzin. De betere verklaring is dat de éne schimmel zo geëvolueerd is dat ze de zwakke genen kent en die voor zich gebruikt.
Die oncologische research moet echter niet frontaal aangevallen worden maar verleid worden de genetische en moleculaire machinerie van de schimmel te gaan onderzoeken. Dat is een onontgonnen gebied waar Nobelprijzen te verwachten zijn.
Dit inzicht is voldoende gefundeerd om Simoncini eerherstel te verschaffen en hem de Nobelprijs te bezorgen. Veel belangrijker - juist ook voor hem - is echter dat zijn therapie algemeen toegepast zal worden waardoor miljoenen van kanker kunnen genezen.