Een abstracte trend van de evolutie wordt pas goed begrepen als men de noodzakelijkheid ervan inziet, dus als men achteraf de trend kan voorspellen. Zo worden hier de eigenschappen van schimmel achteraf voorspeld.
Naast dieren en planten zijn schimmels de derde tak van meercellig eukaryotisch leven. Zonder mond en bladgroen zijn ze normaal saprofytisch in de grond maar kunnen zich ook parasietisch in dieren en planten nestelen. Daarbij zijn zij betere parasieten dan bacteriën:
1) doordat zij mitochondriën hebben die uit één suikermolecuul 18 keer zoveel ATP moleculen genereren, dus 18 keer meer energie;
2) doordat zij geslachtelijke voortplanting kennen en daarmee een veel snellere evolutie;
3) doordat zij meercellig zijn zodat voedsel, cytoplasma en DNA teruggetrokken kunnen worden uit bedreigde gebieden;
4) doordat zij tegelijk ook eencellig kunnen zijn, zodat het geheel in losse cellen uiteen kan vallen, die zich later weer aaneensluiten.
Evolutiesnelheid hangt niet alleen af van geslachtelijke voortplanting maar ook van de populatiegrootte en van de levensduur. Het aantal goede mutaties is evenredig met de grootte van de populatie en de snelheid van selectie is omgekeerd evenredig met de levensduur. De levensduur van een eencellige, laten we zeggen een uur, past 24*365*30=262.800 keer in die van ons, zodat hun selectiesnelheid 262.800 keer die van ons is. Bij een diameter van 4mu per schimmelcel en een totaal volume van 4mm in het kubieke is er reeds een populatie van 1 miljard. Iets meer schimmel levert een populatie op met een grootte van de gehele mensheid. Het éne meercellige schimmel-individu evolueert in ons lichaam zoals de mensheid als geheel maar dan 262.800 sneller. Sneller dan elke andere vorm van leven op aarde. NB. eencellige eukaryoten hebben eenzelfde selectiesnelheid maar hebben geen grote samenhangende populatie.
Schimmels moeten dus wel perfecte parasieten zijn. Met wat voor kenmerken?
- 1) Bacteriën kunnen als losse cellen leven in bloed maar dat kan schimmel niet omdat het als een samenhangend netwerk moet leven. Schimmel leeft daarom buiten de bloedbaan en ook niet in gestructureerd weefsel als spieren en zenuwen maar in ongestructureerd bindweefsel.
- 2) In het bloed zijn bacteriën goed zichtbaar voor het immuunsysteem dat met koorts op hen reageert. Buiten het bloed is schimmel moeilijk zichtbaar zodat schimmel geen koorts veroorzaakt.
- 3) Bacteriën zijn goed detecteerbaar via een bloedtest, schimmel niet.
- 4) Schimmel probeert zich af te schermen als een samenhangend geheel, zodat het een "tumor" vormt.
- 5) Maar schimmel kan zich daarna via enkele losse cellen (in de vorm van kleine onaantastbare "sporen") zich onopvallend via de bloedbaan naar elders begeven zodat "metastasen" ontstaan.
Hiermede zijn een vijftal kenmerken van schimmel als een (interne) parasiet deductief afgeleid, welke juist alle vijf kenmerken van kanker zijn. Kanker is echter niet gedefiniëerd vanuit het inzicht wat het is maar als een nog onbegrepen complex van juist deze vijf verschijnselen. De begrepen schimmel realiseert precies het onbegrepen complex van verschijnselen van kanker zodat practisch zeker kanker schimmel is, de these van Simoncini.
Die these wordt nog extra bevestigd doordat zijn therapie tegen schimmel (natiumbicarbonaat) goed blijkt te werken tegen kanker. Schimmel is geëvoleerd in (zure) bosgrond, heeft dus een zure omgeving nodig en kan niet tegen basisch natiumbicarbonaat. Weer opnieuw: bij schimmel wordt het begrepen, bij kanker wordt het waargenomen.
De gangbare verklaring van kanker is dat gemuteerde lichaamscellen wild gaan groeien en zo een tumor gaan vormen, waarna sommige zich afsplitsen en elders een nieuwe tumor vormen.
Dit proces is goed verenigbaar met de groei van schimmel: Bij wildgroeiende cellen ontstaat ongestructureerd weefsel waar schimmel zich onmiddellijk in nestelt. En omgekeerd kan het goed zo zijn dat schimmel lichaamscellen induceert zich te muteren en zich wild te delen omdat dit schimmel meer ongestructureerd weefsel levert waarin ze kan gedijen.
lees verder