Ik heb het Ministerie van Volksgezondheid, Italiaanse en buitenlandse oncologische instituten en oncologische verenigingen in kennis gesteld van mijn onderzoeken en resultaten, zonder ook maar enige positieve reactie te krijgen. Ik trof slechts collega’s – al dan niet met een titel – die alles van bovenaf bekeken en alleen maar in staat waren om één magisch woord uit te spreken: genetica.
“Zo kom ik er nooit,” dacht ik. Ik bevond mij in feite in een vrijwel uitzichtloze situatie, met zo veel mooie ideeën en positieve resultaten, maar zonder de mogelijkheid om deze te toetsen aan een reeks kankerpatiënten in een gezaghebbende wetenschappelijke context.
Ik besloot geduld te hebben en door te gaan met het behalen van resultaten door patiënt na patiënt te genezen. In de tussentijd probeerde ik bekendheid te krijgen bij een zo groot mogelijk aantal personen, vooral in de kring van de alternatieve geneeskunde waar het tenminste mogelijk was om contact te hebben met professionals die reeds een kritische houding hadden ten opzichte van de officiële medische opvattingen.
Zo begon ik over internet te surfen en vond daar al snel die contacten, vriendschappen en instemming die het mij mogelijk maakten om mijn theorieën bekend te maken, maar – nog belangrijker – die mij ook het benodigde psychologische ruggensteuntje gaven om mijn persoonlijke strijd tegen de vloed van de vruchteloze, officiële vanzelfsprekendheid voort te zetten.
Het troostte mij te weten dat mijn ideologische vlammetje niet uitdoofde, maar ergens voet aan de grond kon krijgen. Ik begon opnieuw te hopen dat ik, gezien de enorme waarde van de boodschap, vroeger of later de weg zou vinden om instemming te vinden en te worden geaccepteerd door een steeds groter aantal mensen.
Langzaamaan lukte het mij zo om mijn oncologische infectietheorie bekend te maken en deze te verspreiden onder publiek via conferenties, interviews en congressen die mijn invloedssfeer aanzienlijk vergrootten en mij de mogelijkheid boden om een grote hoeveelheid klinische ervaringen en bevestigingen te verkrijgen.
Ze maakten mij echter ook duidelijk dat er voor mijn behandelingen met natriumbicarbonaatoplossingen, ook al waren die doeltreffend, een bepaalde methode moest worden ontwikkeld, omdat bepaalde soorten kanker op geen enkele wijze konden worden bereikt, of op zijn minst alleen op onvoldoende wijze konden worden bereikt.
Met natriumbicarbonaat dat wordt toegediend via de mond, via een verstuiver of intraveneus kunnen alleen positieve resultaten worden behaald bij bepaalde neoplasmata, terwijl bij andere, zoals sereuze tumoren of tumoren in de hersenen of botten, geen doeltreffende en duurzame werking wordt bewerkstelligd.
Om deze redenen heb ik contact opgenomen met verschillende collega’s, vooral interventionistische radiologen, en kon ik eindelijk daar komen waar het mij eerst niet lukte door bepaalde kleine katheters aan te brengen, zowel endocavitair voor het buikvlies en voor de pleura, als intra-arterieel om de andere organen te bereiken.