MIJN EERSTE GENEZEN PATIENT

Een van de eerste patiënten die ik behandelde, een jongen van 11 jaar, gaf mij meteen het idee dat ik gelijk had. De jongen werd rond half twaalf ’s ochtends in coma binnengebracht op de afdeling pediatrische hematologie en had een klinische geschiedenis van leukemie. Hij was vanuit een Siciliaans dorpje, via de universiteiten van Palermo en Napels, waar hij enkele chemokuren had gehad, in Rome terechtgekomen.

Zijn wanhopige moeder vertelde me dat zij al twee weken, dat wil zeggen vanaf het moment dat hij was begonnen met zijn tocht langs ziekenhuizen, niet meer met haar zoon had kunnen praten en dat ze er alles voor over zou hebben om ten minste nog één keer zijn stem te horen voordat hij overleed. Aangezien ik van mening was dat de jongen in coma was zowel vanwege de invasie van de hersenen door schimmelkoloniën, als vanwege de toxiciteit van de uitgevoerde behandelingen, ging ik ervan uit dat ik, wanneer ik de koloniën zou vernietigen met natriumbicarbonaatzouten en tegelijkertijd de hersenen zou voeden en ontgiften met een glucose-infuus, kon hopen op een regressie van de symptomen.
En dat gebeurde ook. Toen ik ’s avonds rond zeven uur terugkwam op de universiteit, trof ik daar de jongen aan die, na een constante infusie met bicarbonaat en glucoseoplossingen, zat te praten met zijn moeder die toen in tranen was.

Door Dr. Tullio Simoncini - Rome